Het woordenboek van de Griekse Gids
A | B | C | D | E | F |
G | H | I | J | K | L |
M | N | O | P | R | S |
T | U | V | X | Y | Z |
Eclips: Zons- en maansverduistering.
Econoom: Letterlijk Ecos=οικος=huis, nomos=νομος=wet Economie=staathuishoudkunde
Ego: ik.
Embleem: Zinnebeeld, evenals het kenteken.
Enthousiasme: Geestdrift.
Entomologie: Insectenkunde.
Epicentrum: kern van een aardbeving.
Epiloog: Slotwoord.
Episode: Episode is een invoeging in de Griekse tragedie. Het is de handeling die zich naast de hoofdhandeling afspeelt.
Epoque: (epochi) Tijdperk.
Epos: heldengedicht of versdicht met een monumentaal karakter.Voorbeelden: "Ilias" en "Odyssee".
Eros: Griekse God van de liefde
Ethisch: zedenleer
Etymologie: wetenschap over de herkomst en verandering van woorden in een bepaalde taal.
Eucharistie: Dankzegging
Eufemisme: Een positieve uitdrukking voor iets onaangenaams.
Euforie: Kunstmatig opgewekt gevoel van welbevinden, bijv. onder invloed van drugs,drank of eigen verbeelding.
Eureka:[Gr. = "ik heb het gevonden!"] Naar de overgeleverde uitroep van Archimedes na de ontdekking van het principe van de opwaartse druk. Algemeen de vreugdekreet na de oplossing van een moeilijk probleem.
Euthanasie:[Grieks: mooie dood]
Exodus: Uittocht, uitgang
Exotisch: Vreemd.
Extase: Oorspronkelijk religieuze, later algemene toestand van lichamelijke en geestelijke enthousiasme.